Lobbenpijpen met hoge lobben en stempelmerk


In Gouda is tussen 1720 en 1730 in korte tijd heel erg veel geïnnoveerd op het gebied van het uiterlijk van kleipijpen. Onder invloed van de buitenlandse markt en onderlinge concurrentie ontstonden nieuwe modellen en nieuwe decoratietypen. Een belangrijke vorm van decoratie werd de versiering met lobben en al snel was die op allerlei pijpen binnen en buiten Gouda te vinden. Omdat pijpen met een lange steel vooral in Gouda werden gemaakt, zo goed hadden ze dat deel van de Nederlandse markt in handen, waren versieringen die bij dit type pijp hoorden ook vooral Gouds. Zo is de lobbenpijp met hoge lobben (vanaf de onderkant meer dan de helft tot minimaal driekwart van de pijpenkop) een typisch Gouds product dat alleen nog in Alphen aan den Rijn werd gekopieerd.

Binnen deze groep is nog wel een onderverdeling aan te brengen en die is gebaseerd op de basisvorm van de pijp, dus model twee, drie, vier, vijf en zes. Daarnaast zijn er nog verschillen in de, de lobben vergezellende, decoratie te zien.


Model 6 met een trechtervorm (model 2) als basis, periode 1730-1740. De vroegste categorie pijpen met hoge lobben hebben zes brede lobben die tegen elkaar aan liggen. Al snel wordt er tussen de lobben een stijl toegevoegd die aan de bovenzijde eindigt in een stip. Deze ligt op de scheiding van de lobben of net iets hoger. In het geval van de pijp gemerkt met de haan ligt er onder de stip een klein meegevormd 'schoteltje'. De stelen van deze pijpen zijn nog onbewerkt.

De merken die op deze pijpen staan zijn P gekroond (of B), slang, haan en K.


Rondbodem pijpenkop (model 5) uit Alphen aan den Rijn, periode 1740-1750. De pijpenkop is in alle facetten een goed verzorgde pijp uit Gouda. De pijp heeft zes brede lobben tot bovenaan, de lobben vervagen op de steelaanzet. Op de bodem staat het Goudse merk scheepje. Onder op de linkerzijde van de pijp staat een klein wapenschild, ogenschijnlijk ook van Gouda, maar hieraan is te zien dat het om een vervalsing gaat. In plaats van zes sterren staan er negen sterren in het wapenschild. De streep in het midden van het Goudse wapen is vervangen door drie extra stippen. Deze vorm van vervalsing wordt gekoppeld aan Alphen aan den Rijn, omdat ze juist daar in staat waren de hogere kwaliteitspijpen van Gouda te kopiëren en op het moment dat het Goudse wapenschild geïntroduceerd werd, werd daar al heel snel een negenstippige versie bedacht.


Ovaalvormige lobbenpijpen (model 3) met hoge lobben. Tussen 1730 en 1740 wordt het ovaalvormige model pijpenkop bedacht en uiteraard is ook deze met de lange lobben uitgevoerd. Op deze pijpenkop zijn het er normaliter acht. Aan de merken kun je zien dat het door allerlei pijpenmakers werd gedaan en met kleine verschillen maakten zij de vorm 'eigen'. Oorspronkelijk zijn de vroeg ovaalvormige modellen, net als de late trechtervormige model 6 pijpen, die naast elkaar gemaakt werden, uitgevoerd met een stijl tussen elke lob, die eindigt in een eenvoudige stip of bol. Tegen 1740 verandert dit en beginnen er iets uitgebreidere variaties te ontstaan. De pijpenkop met lelie als merk laat de stijl overgaan in een rij stippen (parels). Bovenaan staat tussen de lobben een acanthusblad als afluiting van de stippenrij. De steel van deze pijp is ook (gedeeltelijk) versierd geweest en begint achter de kop met een schubbenmotief die tegen de richting in is aangebracht.

  De laatste pijpenkop, met 82 gekroond als merk, is een laat type dat tegen het einde van de 18e eeuw is gemaakt (zelfs rond 1800)  en ook niet meer lijkt op de stereotype lobbenpijpen uit de eerste helft van de 18e eeuw. Het aantal lobben is teruggebracht naar zes, die breed en plat zijn. Tussen de lobben staat een stijl die halverwege overgaat in stippen en afgesloten wordt door een acanthusblad. Afwijkend is dat op de lobben zelf ook een versieringsmotief is aangebracht. Op elke lob loopt een lijn omhoog van stippen, afgewisseld met een naar beneden gericht acanthusblad, in deze verhouding, van onder af: eerst vier stippen, dan een acanthusblad, dan stip, blad, stip, blad, stip. Boven de laatste stip staat een horizontale, naar beneden gebogen lijn, tegengesteld aan de bovenzijde van de lob. de uiteinden van deze lijn zijn een sierelement die niet helemaal duidelijk is, maar nog het meest lijkt op een bladmotief van uit de stijlen. Het element buigt sterk naar beneden af. Onder deze afsluiting is een verticale arcering gegraveerd, die niet voorbij de bovenste stip komt. Op de zijkant van de hiel staat het wapen van Gouda, zonder S. De bovenrand is vlot geradeerd.

De merken op deze pijpen zijn: lelie, trompet gekroond, schaatsenrijder, 82 gekroond.


Kromkop pijpen (model 4) met hoge lobben. De eerste pijpen zijn nog van vóór 1740. De bovenste pijp is een uitzondering, met een volledig Engelse kromkop-vorm. De pijp bevat zes dikke lobben met ertussen een slingerende lijn (een slang) en bovenaan, net boven de lobben, een slangenkopje. De slangenkoppen kijken elkaar steeds aan. De pijp is gemerkt met hart in krans gekroond.

De andere koppen lijken veel meer op het type dat hieronder wordt beschreven, een soort Hollandse uitvoering van de kromkop. Ze hebben iets weg van model 6, maar zijn voorzien van een hiel en zijn dáár dan ook op gemerkt. De modellen zijn versierd met acht lobben met daartussen een stijl die halverwege over gaat in stippen. Op de uiteinden, tussen de lobben, staan acanthusbladeren.

De pijpenkoppen zijn gemerkt met lelie en LS.


Model zes met een ovaalvorm (model 3) als basis. De meeste pijpenkoppen met hoge lobben zijn van dit type. Aan het trechtervormige model zes is al te zien dat deze uitvoering vroeg is ontwikkeld. De decoratie is meestal met zes - en soms met acht lobben. In veel gevallen wordt er gekozen voor de stijl die halverwege overgaat in punten en wordt bekroond met een acanthusblad als element. Dit is zo'n beetje de standaard decoratie die bij de hoge lobben hoort, vanaf 1740.

Hoewel de lobben en de tussenliggende lijnen niet doorlopen op de steel, of hooguit een kort stukje, is er vaak wel een steeldecoratie aanwezig. Een paar keer lijkt dit te beginnen met een rij acanthusbladeren.

Een enkel model (merk lelie) is anders omdat de tussen de lobben liggende decoratie blaadjes heeft die de lobben opgaan (bovenzijde, drie per kant en symmetrisch), terwijl bovenaan geen acanthusblad staat maar een bloem (of vaas, dit is vanwege slijtage in de bodem niet goed meer te zien).

Onderaan staan modellen die naast het standaard hoge lobben-thema nog een aparte decoratieve rand bevatten op het strookje pijpenkop boven de lobben. De voorstelling is telkens hetzelfde, alleen de uitvoering verschilt. Het gaat om een sierlijke rand van bladranken met links en rechts een portret met een grote ronde sierkraag. Op de eerste pijp is deze bescheiden, maar ook al aardig in de mal weggesleten en dus zijn de details niet meer waar te nemen. Op de tweede - en derde pijp zijn de details wel goed waar te nemen. Zo is te zien dat onder de takkenkrullen een borduurwerk staat van diagonale lijnen met stippen er tussen. Deze lopen helemaal tot om de bovenzijde van de lobben. Bij de tweede pijp is het linker portret een vrouwengezicht en rechts staat een bebaarde mannenkop. Deze elementen zijn ook terug te vinden op pijpen met lagere lobben en een extra versieringsband. De steel is gedecoreerd met diagonale banden waartussen kleinere banden dwars zijn gearceerd.

Op de derde pijp is de decoratieve band in zoverre anders dat er geen borduurwerk onder de bladranken staat, maar wel een dunne band meeloopt met een lichte horizontale arcering. Het vlak er onder is wat geruwd. De portretten zijn dit keer twee (identieke) vrouwenhoofden.

Merken op deze pijpen zijn: B gekroond, L gekroond, P gekroond, ijsslee gekroond