Productieproces kleipijpen


Om een kleipijp te maken is allereerst een geschikte kleisoort nodig. Die komt niet in Nederland voor en werd geïmporteerd uit verschillende Europese landen om ons heen. Deze klei werd al gebruikt voor het maken van pijpaarden beelden (sinds de Romeinse tijd) zodat de eigenschappen en technieken voor deze klei al grotendeels bekend waren. De klei moest goed vormbaar zijn, uit hele fijne deeltjes bestaan en geen oxides bevatten.  

 

De klei die hiervoor werd geïmporteerd voldeed, maar voordat er mee werd gewerkt waren er eerst nog een paar stappen nodig om goede en foutloze producten te kunnen maken. Zo moest de klei altijd eerst goed schoongemaakt. Vuil als steentjes en strootjes moesten worden verwijderd. dat gebeurde in grote houten kuipen met de toevoeging van veel water. Meestal werd de klei ook nog gemengd met andere soorten, want dat kwam de elasticiteit ten goede.  De gewassen en gemengde klei werd een paar weken te drogen gelegd totdat de vochtigheid laag genoeg was om goed mee te kunnen werken.

 

Van dit proces zijn in Nederland geen archeologische sporen gevonden. De werkwijze is bekend vanwege de overdracht van fabrikanten die in de 20e eeuw nog actief waren, zoals Goedewaagen en Van der Want. Wel wordt in Gouda bij storten van productieafval soms brokken aangetroffen van ongebruikte klei, nog zacht vanwege het verblijf in de vochtige grond.


Als de klei goed is begint het productiewerk. eerst worden er stukken van de klei op maat gepakt en met de hand in rollen gemaakt, waarbij er rekening wordt gehouden met de lengte van de steel en met de grootte van de kop.  Als eerste wordt er een ijzeren draad gestoken door het steelgedeelte, een handeling die op dat moment het eenvoudigst is, om het rookkanaal te maken. 

 

Met de ijzerdraad nog door de klei gaat de rol in de mal, waar nauwkeurig de vorm van de pijp in is geklopt. Een mal bestaat standaard uit twee helften en is gemaakt van messing, een legering die zacht genoeg is om fijne details in aan te brengen. Alles over deze mallen en hoe ze werken staat op de pagina mallen.  De pijpenmaker perst de twee helften van de mal goed tegen elkaar en terwijl de mal nog dicht zit wordt met een stopper de binnenkant van de pijpenkop uitgeperst. Speciaal pijpenmakersgereedschap, zoals de stopper*, wordt beschreven op de pagina gereedschap.  Als de holte in de pijpenkop is gemaakt, wordt de ijzerdraad nog even doorgestoken om het rookkanaal open te maken.  Eenmaal uit de mal wordt de overbodige klei die op de naden is ontstaan, door het persen, weggesneden. De basisvorm van de pijp is nu klaar.

 

Binnenkant van een dubbelconisch gevormde pijpenkop. Verschillende onderdelen van het proces zijn zichtbaar:

Met een afgeronde, dikke ijzeren pen (met handvat) is de binnenkant van de pijpenkop uitgedrukt. Deze pen heet een stopper. De omringende klei wordt, als bijkomend voordeel, goed in vorm tegen de binnenkant van de pijpenmal aangeperst. Als de stopper weg is, wordt het ijzerdraad door de steel nog een keer even naar voren gedrukt, zodat het rookkanaal kleivrij is. De bovenkant van de pijpenkop is gebotterd. Met een schijf van aardewerk, met een cirkelvormige groef er in, wordt de bovenrond aan de buiten- en binnenzijde van de pijpenkop afgerond. Dit staat netter, maar het werd in Engeland bijvoorbeeld niet gedaan, daar volstond een rechte afsnede. Verkleuring van de klei door roken is het meest zichtbaar aan de bovenzijde vanwege de zwarte roetdeeltjes, maar de grijze verkleuring rond de binnenzijde van de ketel is ook het effect van verhitting door smeulende tabak.

Een extra detail dat zichtbaar is in deze bijna perfecte halvering van de pijpenkop is dat er voor de stopper blijkbaar speling was. De grijs verkleurde klei tegenover het steelgat heeft een hele nette scheiding gekregen in de vorm van de stopper, waarschijnlijk door een minuscule ruimte tussen de klei van de buitenwand en de klei die er nadien door de stopperbeweging tegen aan is geperst. Een verklaring is dat de pijpenmaker de stopper handmatig in de mal stak, waarbij de ingangshoek van deze handeling afhing van de handbeweging. Pas als de stopper diep ingedrukt was en de bovenrand van de mal raakte, kon de juiste hoek worden gemaakt.

Ook deze pijpenkop is op de helft gebroken. In dit geval loopt de breuk precies over het breedste stuk van de dubbelconisch gevormde kop. De hoeveelheid klei in de kop is hier op zijn dikst, wat goed te zien is door de breuk. Vergeleken met het gat van de binnenkant van de pijp is er veel klei gebruikt. Het volume is puur voor de vormgeving. In de 18e eeuw ontstaan nieuwe modellen en wordt het proces verfijnder. Pijpenkoppen krijgen dan een veel dunnere wand.


*Namen van gereedschappen en termen uit het productieproces zijn terug te vinden in de begrippenlijst.


Omdat de klei voor bovenstaande handelingen nog niet droog is, maar juist soepel, moet de pijp eerst verder drogen. Dat gebeurt op speciale droogbakken, die in droogrekken passen. Zo kunnen veel pijpen worden opgeslagen. Pijpen maken is werk met een hoge productie, per dag worden er door één pijpenmaker honderden pijpen gemaakt.

Om de stelen recht op te laten drogen blijft er in de stelen, door het rookkanaal, een ijzeren pen zitten, de droogpen.  Als de pijpen droger zijn geworden, is het tijd voor de nabehandeling. De bovenkant van de pijpenkop wordt mooi recht gemaakt. In Engeland was het de gewoonte om de bovenkant recht af te snijden, in Nederland wordt er gebotterd, waardoor er een afgeronde bovenrand ontstaat. Langs de bovenrand wordt vaak een klein kartelrandje geplaatst, puur als cosmetische verbetering van de pijp.

 

Als de pijp van een gemiddelde tot hoge kwaliteit is, worden de volgende handelingen nog toegevoegd:

Er wordt een merk op de pijp gezet met een klein merkstempeltje. Bij standaard modellen pijp wordt dat merk op de onderkant van de hiel gezet. Het merk dient als reclamemiddel en staat daarom alleen op de betere producten.  Soms gebruikt een pijpenmaker de mal om ook goedkopere soorten pijp te merken. In de mal wordt (in spiegelbeeld) het merk op de plek van de zijkant van de kop gegraveerd. Het merk hoeft dan niet meer los te worden gezet en de goedkopere pijpen zijn dan toch herkenbaar. Een nadeel is dat de messingen mal weliswaar goed te bewerken is, maar ook snel slijt, dus na een tijd wordt het zijmerk onleesbaar en moet de mal weer opnieuw worden gegraveerd. 

 

De pijp wordt geglaasd. Dit is een relatief tijdrovende handeling waar de pijp van gaat glanzen. Het gebeurde dus ook alleen weer bij de pijpen van een wat betere kwaliteit. Glazen komt als woord van het Engelse 'to glaze', wat laten glanzen betekent. Langs het oppervlak van de nog net niet droge pijp wordt gestreken met een punt van agaatsteen. De steen was duur, maar de investering waard. In contact met de klei strijkt de steen alle microscopisch kleine kleiplaatjes dezelfde kant op, waardoor ze allemaal het licht op dezelfde manier gaan reflecteren. Zo ontstaat duidelijke glans. Omdat de punt van agaatsteen op het ronde oppervlak van de pijp steeds alleen maar een dun streepje kan zetten, moeten er een heleboel strepen naast elkaar gezet worden om de hele pijp te laten glanzen. Als je op het oppervlak van de pijp allemaal strepen naast elkaar (in de lengterichting) ziet staan, ook al glanst de pijp niet zoveel meer door bijvoorbeeld verzuring of bodemverontreiniging, dan is de pijp geglaasd geweest.  De dichtheid van de strepen zegt ook iets van de kwaliteit van de pijp. Een pijp is op zijn slordigst voor ongeveer twee derde geglaasd, op zijn best helemaal.

Pijpenmakers die hebben geprobeerd zonder agaatsteen te glazen (uit armoede probeerde men ook wel een glazen stift uit) hebben wel pijpen gemaakt waar duidelijke strepen over lopen, maar er is geen glans ontstaan.

 

Na alle behandelingen die de pijp zijn definitieve uitstraling hebben gegeven, is de pijp klaar om te worden gebakken. Ook dit is een uitgebreid specialistisch proces. De pijpen worden in grote aantallen tegelijk gebakken. Een eigen pijpenmakersoven was een behoorlijke luxe, dus werd in de meeste gevallen een deal gesloten met de naburige pottenbakkers in de stad.  Voor een bepaalde prijs werd een gedeelte van de ovenruimte gehuurd, zodat de pijpen tegelijk met de producten van de pottenbakker kon worden meegebakken. De stooktemperatuur was gelukkig identiek. 

De pijpen werden niet zomaar meegebakken, daarvoor waren ze te kwetsbaar en er moest zorg worden gedragen voor een gelijkmatige verhitting, waarbij de klei wit bleef en niet door de rook in de oven verkleurde. Daarom werden er speciaal voor de oven grote pijpenpotten gemaakt. Deze grote industriële potten konden gevuld worden met een flinke hoeveelheid pijpen, waarna ze met een deksel luchtdicht werden afgesloten. Het hele proces van het vullen van de pijpenpot, inclusief verschillende industriële bijproducten, was vrij uitgebreid en heeft veel archeologische sporen nagelaten in plaatsten waar pijpen werden gebakken. Dit staat op de pagina pijpenpotten beschreven.

 

De ovens waarin pijpen werden gebakken zijn meestal niet bewaard gebleven, daarom ontbreekt nog veel informatie.

De archeologische vondst van een pijpenmakersoven in Breda is beschreven en in Engeland zijn ovenresten gevonden.

 

Eenmaal uit de oven waren de pijpen klaar.  Alleen geglazuurde pijpen moesten voor het bakken van de glazuur opnieuw een gang door de oven maken. 


In Gouda bestond speciaal voor de werknemers die werkten voor een pijpenmaker een betaalsysteem dat nergens anders is gebruikt. Omdat er vanwege de grote aantallen te fabriceren pijpen per dag een zekere vorm van industrialisering plaats vond, werden er verschillende werknemers ingezet die een eigen specialisatie hadden binnen de productiegang. per gros (144) pijpen waaraan ze hadden meegewerkt, kregen ze een grospenning. Dit was een betaalmiddel van gebakken klei, nog zonder waarde. Aan het einde van de week konden de werknemers de bij elkaar gespaarde grospenningen inleveren en aan de hand van de hoeveelheid ingeleverde penningen kregen ze uitbetaald. De gepersonaliseerde penningen verloren snel hun waarde (na uitbetaling) en behoren daarom tot het Goudse bodem erfgoed.


Aanvullende informatie over het produceren van kleipijpen staat in verschillende artikelen op de pagina met blogs.
(Grove trechters, Schoonhovense nabewerking)