Pijpen met het merk fruitben, 1740-1750

Bas Konijnendijk, Gouda, 2021


Jan Nieuwveld is één van de vele 18e eeuwse pijpenmakers die in Gouda aan de slag gaat om er zijn brood te verdienen. De jaren zijn goed en bijna de hele stad is op de één of andere manier betrokken bij het pijpenmaken. Hij begint in 1725 en gaat werken met het merk fruitben, of in onze woorden fruitmand, ter herkenning van zijn werk. Jan blijft in dit werk tot 1789. Degene die zijn merk overneemt stopt binnen het jaar al. (Lit. 2) Zo blijft Jan Nieuwveld vrijwel de enige gebruiker van het merk. Technisch is dat voor ons wel interessant. Want zo kunnen we de productie van een enkele pijpenmaker over een lange en belangrijke periode volgen. Hij begint tijdens de goede jaren en werkt door tot het verval zichtbaar begint te worden aan de pijpen zelf. Archiefonderzoek heb ik niet gedaan, dat laat ik ook graag aan anderen over, maar aan de bodemvondsten valt een hoop af te lezen.

 

Van pijpen die gemerkt zijn met het merk fruitben is een hoop gevonden. Op basis van de modellen en de hoeveelheden mag je verwachten dat Jan Nieuwveld tot de grotere pijpenmakers behoorde, met een uitgebreid modellen bestand, en dat veel van zijn opdrachten uit het buitenland kwamen. Ook richtte zijn productie zich op het hogere segment, met delicate modellen. Een aantal jaar geleden kwam er een kleine stort fabrieksafval uit de bodem met het merk fruitben en hoewel het niet om veel pijpen ging, waren er veel verschillen tussen de modellen. De pijpen zijn gedateerd tussen 1740 en 1750 en vallen vooral op omdat er enkele niet gangbare pijpenkoppen tussen zitten.


Eerst staan hier enkele normale modellen uit de stort afgebeeld. Je kunt zien dat het gaat om vroege ovaalvormige pijpenkoppen, uit de eerste productieperiode van dit model. Het wapenschild van Gouda staat al op de zijkant van de hiel, maar de S erboven ontbreekt, daarmee behoren ze tot het topsegment van de productie van Jan Nieuwveld. Een enkel model is nog schuin gebotterd, waardoor de klassiekere trechtervorm nog een beetje in het model terugkeert. De gemiddelde hoogte van deze pijpenkoppen is 37 mm. en daarmee behoren ze tot een iets fijnere en kleinere soort dan gemiddeld. De hoogte van de middencategorie pijpenkoppen lag rond de 40 mm. Voor het hielmerk zijn twee verschillende stempels gebruikt. De eerste twee zijn gelijk, de laatste stempel is afwijkend.


De laatste afbeelding is een tekening van Don Duco van een soortgelijk model, aangetroffen in Venlo. Zie ook de tekst hieronder.

Om maar meteen met de deur in huis te vallen: de pijp die hierboven is afgebeeld is een redelijk uniek model. De pijp is ovaalvormig en ook een beetje trechtervormig, als een tussenmodel. Het opvallendste kenmerk is de licht horizontale verhoging die over het midden van de pijpenkop loopt.  Het is maar een kleine aanpassing van de vorm, maar het geeft de pijp een vreemd uiterlijk, alsof er iets mis mee is. De pijp is naar Goudse maatstaven goed afgewerkt en boven het wapenschild op de hiel staat een S. In de literatuur ben ik deze pijp maar één keer eerder tegengekomen. In 'Pijpvondsten van de Maasboulevard te Venlo' uit 2006 beschrijft Don Duco uit een archeologisch vondstcomplex de aparte mengeling van Goudse pijpen, Duitse pijpen en pijpen die in Duitsland zijn gemaakt, maar Goudse pijpen en merken nabootsen. De tweede afbeelding bij dit artikel is een pijp die als deze pijp is, maar uit de beschrijving blijkt dat het gaat om een Duits exemplaar met een geïmiteerd Gouds merk. Don heeft dit type dan ook nog niet eerder, of niet vaak, gezien en schrijft: '..terwijl bovendien over het midden van de ketel een lichte verdikking loopt, die op een soort versiering moet wijzen maar in feite een gebrekkige manier van vormgraveren is.' Nu is Jan Nieuwveld niet onverdienstelijk in het maken en aanleveren van allerlei modieuze pijpenvormen, dus het verschijnen van dit model zal toch niet direct aan een gebrekkige manier van vormgraveren liggen. Logischer zou het zijn dat dit model blijkbaar in een klein gebied en/of gedurende een korte periode in vraag zal zijn geweest bij onze Oosterburen. Misschien is deze nieuwe informatie sinds 2006 al eens verwerkt, maar nog niet gepubliceerd. Opvallend is wel dat het Duitse exemplaar Gouds moest overkomen, terwijl de vorm noch Gouds noch Nederlands is. Jan Nieuwveld heeft de pijp in ieder geval niet voor de Nederlandse markt gemaakt.


In de stort zaten twee verschillende rondbodem modellen. Het eerste model is Hollands en klassiek, het merk is op de bodem gestempeld. Goudse wapenschildjes zijn er niet op gezet. Het tweede model is veel trechtervormiger en hoewel de steel afwezig is, is op de aanzet te zien dat er direct achter de kop is geradeerd. Dergelijke modellen beschrijf ik ook in het artikel over de rondbodems van de familie Blom.


Het volgende fragment is weer wat zeldzamer van aard. De pijpenkop is achtkantig van vorm, iets waar niet vaak voor werd gekozen in de 18e eeuw. Als pijpen al 'kanten' hadden werden ze rijk bewerkt. Het model is een rondbodem en het merk staat op de onderkant van de pijp, met een iets exclusiever stempel.


In de periode 1740-1750 komt ook de 'snoeckebek' op de markt. Deze pijp, waarbij een grote vissenkop de ketel van de pijp lijkt op te slokken wordt snel populair en verdwijnt weer in de tweede helft van de 18e eeuw, maar wordt via oude mallen geherintroduceerd in de 19e eeuw. De pijpenkop hierboven is de versie die Jan Nieuwveld op de markt heeft gebracht in de startperiode van het model. De pijp wijkt nauwelijks af van de snoeckebekken die andere producenten leverden. Het merk staat naar de roker toe.


Volledig versierde reliëfpijpen zaten niet in deze pijpenstort, maar wel lobbenpijpen met vensters. Lobbenpijpen waren in deze periode ook erg populair als gedecoreerde pijpen en kwamen in veel variaties voor. De versie met vensters zoals hier is afgebeeld is een luxere variant waarvan dit dan weer de eenvoudige uitvoering is. In de vensters staan alternerende Tudorrozen en Franse lelies. Boven de vensters staan grote stippen. Dit is misschien een bloemvorm geweest, maar de mal is al wat versleten. Zo is ook het wapenschild van Gouda moeilijk te herkennen, dat boven de lelie aan de linkerkant is gezet. De pijp is qua hoofdmodel een rondbodem met het merk naar de roker toe.


Dit is een andere versie van een lobbenpijp met vensters. Deze versie is iets uitvoeriger bewerkt dan de eerst afgebeelde lobbenpijp. Het gaat om een ovaalvormige pijp met het stempel op de hiel. In de vensters staan alternerende zwanen en Jakobsschelpen en naar de roker toe staat het wapen van Gouda, gedragen door leeuwen.


Dat Jan Nieuwveld een aantal verschillende lobbenpijpmodellen tegelijk in zijn assortiment had blijkt uit uit dit fragment van weer een rondbodem lobbenpijp met vensters, met daarin Jakobsschelpen en het wapenschild van Gouda. Het merk is weer naar de roker toe gezet.


De stort die hier is beschreven is niet erg groot en waarschijnlijk, vanwege de omstandigheden, ook niet volledig geborgen. Er valt dus niets te zeggen over de totale productie van Jan Nieuwveld in de jaren 1740-1750. Wel is duidelijk dat er veel exclusieve modellen in zijn assortiment zaten en dat de kwaliteit van het materiaal in zijn geheel vrij hoog is. Zijn pijpen werden ook buiten Nederland verhandeld. Door te kijken naar bodemvondsten met zijn merk zal er een beter beeld ontstaan van wat voor pijpen Jan Nieuwveld allemaal maakte, wanneer hij die modellen maakte en hoe populair het was om zijn merk te vervalsen.