Hendrik van der Pool, 1839-1874

Een modellenoverzicht uit het goudse hout

Bas Konijnendijk, Gouda, 2019


Voor Simon Bont, 1965-2018


In 2010 kwam ik in contact met Simon Bont, nadat ik had gereageerd op een bericht van hem over een flink aantal verschillende bewerkte pijpen die hij tegelijk had gevonden. Simon was erg bedreven in het zoeken met een metaaldetector en al doende kwam hij ook andere vondsten tegen. In de Goudse Hout liep hij tegen een stort 19e eeuwse pijpen aan die voor een groot deel bestond uit pijpen met een reliëf of een modellering. Op zijn detectorplatform geloofden ze zelfs niet dat het mogelijk was dat alles tegelijk was gevonden. Nadat ik bij hem thuis was geweest om zijn vondst te bekijken en te beoordelen zijn we samen nog eens op de locatie wezen kijken en hebben we er nog eens een aantal modellen opgegraven. Ik ben hem altijd dankbaar geweest om zijn gastvrije levensstijl. We zijn samen nog een aantal keer op pad geweest en hij gaf niet zelden zijn gevonden pijpenkoppen aan me.

 

De kleipijpen vertegenwoordigen samen een fabrieksstort, van misbaksels, van de Goudse pijpenmaker Hendrik van der Pool. Hendrik van der Pool was werkzaam van 1839 tot 1875, zodat zijn producten significant zijn voor met name de derde kwart van de 19e eeuw. Zeker tegen het einde van deze periode waren pijpen met een korte steel het meest populair en vaak werden ze versierd of gevormd als een gezicht of voorwerp. Invloeden uit het buitenland werden steeds groter en dat is af te lezen uit het aanbod van de pijpenmakers uit deze tijd. Daarom zijn storten van pijpmakers, van wie we weten wanneer ze werkzaam waren, ideaal als toetsmiddel van onze kennis. Wat is er bekend en tot in hoeverre komen de vondsten overeen? Zijn er afwijkingen en zo ja, zijn ze te verklaren?

 

In de derde kwart van de 19e eeuw waren de Goudse pijpenmakers een slag aan het verliezen tegen de veranderende tijden. Er waren nieuwe trends, nieuwe materialen en de buitenlandse markten konden inmiddels niet alleen zichzelf voorzien, maar concurreerden met de Goudse export. Het aantal kleine bedrijven in Gouda daalde zienderogen en ook grote bedrijven namen af, al namen die wel in omvang toe. Veel kleine bedrijven legden zich alleen nog maar toe op minder arbeidsintensieve productie. Ze maakten voornamelijk kleipijpen met een korte steel, die makkelijk en snel waren te produceren en waar de vraag toch het grootst naar was. De klassieke Goudse pijp, met een lange fijne steel, raakt steeds meer uit de mode en ondanks de afname van de kwaliteit in zijn geheel blijft het een specialistische vaardigheid om ze te maken. Steeds minder bedrijven hebben vakmensen in dienst die in staat zijn deze lange pijpen te maken. De resultaten van de stort van Hendrik van der Pool laten al flinke productiewijzigingen zien als je ze vergelijkt met die van de stort van Willem Begeer, ongeveer vijfentwintig jaar eerder.

 

Uit de stort blijkt dat Hendrik van der Pool de klassieke Goudse pijp bleef maken in een aantal variaties van kopgrootte en zeer waarschijnlijk steellengte. Daarnaast zorgde zijn bedrijf voor een groot en divers aanbod, met modellen die op dat moment in waren. In de derde kwart van de 19e eeuw zal zijn bedrijf tot de groteren behoord hebben, gelet op het aantal verschillende mallen en het brede specialisme. De datering van de stort is in ieder geval te plaatsen na 1863. Deze datering is te danken aan de aanwezigheid van enkele Oranjepijpen, die gemaakt werden ter ere van de herdenking van vijftig jaar bevrijding van de Franse overheersing. Mogelijk is 1865 de einddatering van de stort, omdat Hendrik van der Pool dan opnieuw een herdenkingspijp uitbrengt, waarvan niets in de stort is aangetroffen. Dit is echter een voorzichtige aanname.


De modellen

De standaard ovale koppen van de klassieke Goudse pijp zijn in de stort van Hendrik van der Pool in te delen in tien verschillende groepen. Daarbij is vooral gelet op de grootte van de koppen en pas daarna op kleinere, individuele verschillen, zoals het wel of niet aanwezig zijn van het Goudse wapenschild als bijmerk. Binnen de groepen is de kwaliteit redelijk gelijk, een enkele groep lijkt met iets meer zorg of met iets minder zorg te zijn afgewerkt, maar door het ontbreken van grotere hoeveelheden is een goede vergelijking op dit vlak lastig. De kwaliteit zelf is met betrekking op de afwerking niet heel hoog. De afwerking is met een zekere snelheid uitgevoerd, waardoor het eindproduct nog steeds goed genoeg is, maar in vergelijking met pijpen die een generatie eerder werden gemaakt een stuk minder secuur is. Individuele glaasstrepen zijn zichtbaar, net als (weggesneden) malnaden. De ketelopeningen zijn niet meer allemaal even loodrecht op de pijp gebotterd, maar tonen ten opzichte van elkaar kleine afwijkingen. Het is allemaal nog steeds in orde, maar je ziet de kwantiteit het overnemen van de kwaliteit.


Een opmerking ten aanzien van het Goudse wapenschild, dat als bijmerk op de zijkant van de hiel is geplaatst: Het belang dat dit wapen had in de 18e eeuw, is na 1830 helemaal verdwenen. Het is echter wel blijven bestaan, als een beeldmerk dat inmiddels zijn eigen aantrekkingskracht heeft gekregen. Op de pijpen hieronder is zichtbaar dat het wapenschild onvast van vorm is geworden en ook geen vaste plaats heeft op de zijkant van de hiel. Zo staat het laag, midden en hoog tegen de hiel aan. Deze achteloze houding ten opzichte van het wapenschild is typerend voor pijpen vanaf de tweede helft van de 19e eeuw en kan als zodanig als determinatiekenmerk gebruikt worden.


Een aantal verschillende ovalen naast elkaar. Door de uitsnede van de foto's is het verschil in ketelhoogte niet zichtbaar, maar elke pijp vertegenwoordigd een eigen model.

Het merk dat Hendrik van der Pool gebruikte voor al zijn pijpen was WL gekroond. Het belang van het merken van de pijpen in deze periode is nog groot. Alle modellen die mogelijkerwijs van een merk kunnen worden voorzien zijn dan ook gemerkt, ook de figurale gezichtspijpen. Dit soort producten worden een kwart eeuw later al merkloos uitgevoerd en via stickers op de steel voorzien van de naam van de pijpenmaker.

Merk WL gekroond in afnemende mate van scherpte, op de hielen van bovenstaande ovale koppen.

Ondanks het belang van de aanwezigheid van het merk is de kwaliteit en bijbehorende herkenbaarheid van het merk al sterk achteruit aan het gaan en veel merken laten zich dan ook lezen als WI gekroond. Aangezien er sinds de 17e eeuw geen equivalent meer was, leidde dit niet tot problemen met andere pijpmakers in Gouda en zal het voor de markt niet hebben uitgemaakt.


Ook ovaal is dit sigarettenpijpje van 25 mm hoog. Het is uitgevoerd in zwart en gemerkt met WL gekroond, hoewel dat moeilijk te zien is.


De Isabé

Een typisch Hollands product en een van de laatste uitvindingen van de Goudse pijpenmakers op het gebied van vormgeving is de Isabé. De Isabé wordt bedacht in de jaren '50 van de negentiende eeuw en wordt snel populair vanwege de grote kop en de korte steel. Deze populariteit steekt niet de grenzen over en zo blijft het een erg Nederlandse pijp die je overal in de bodem terugvindt. Vrijwel alle pijpenmakers hadden één of meerdere varianten van de Isabé in hun arsenaal en er zijn veel verschillende modellen gemaakt, die vaak waren gedecoreerd of als reclamepijp op bestelling werden gemaakt. De steel werd meestal gebruikt voor een opschrift. De Isabé's uit deze stort hebben een ronde hiel met een merk onderop. Vaker zie je dat Isabé's een puntig spoor hebben. Sommige pijpenmakers plaatsen hun merk dan weer op de zijkant van de spoor.

Typisch aan de standaard Isabé is een steel die is versierd met een schelpmotief. Het schelpmotief wordt in de 18e eeuw al gebruikt op pijpenstelen, maar dan worden er nog mooie, elkaar overlappende, schelpjes gegraveerd. In de 19e eeuw blijft dit er van over: op zichzelf staande cirkels met een paar radiale strepen er op, net genoeg om aan een schelp te denken. De meeste pijpenmakers zetten op het midden van de steel hun naam aan de linkerkant en de tekst 'IN GOUDA' aan de rechterkant.

Op de laatste foto staat een steelfragment met een variatie in de band die de rijen schelpen afsluit. In plaats van een bladmotief staan er open cirkels. De steel is mogelijk ook van een Isabé geweest, maar dan een andere uitvoering.


Elleboogpijpen

Een andere groep pijpen uit de stort zijn de elleboogpijpen. Elleboogpijpen hebben een vorm die doet denken aan een elleboog, vandaar de naam. Elleboogpijpen hebben een hoge ketel en een korte, wat krom lopende steel. De kop-steel aansluiting is uniek en maakt van de elleboogpijp wat ie is. Het heeft wat weg van een omgezette ketel en zo is het idee voor deze pijp misschien ook wel ontstaan. Een extra element van belang in de vormgeving van deze pijp is de knop (of knoop) in de steel, direct achter de kop. Op dit ronde, alleen vormtechnisch functionele, onderdeel staat meestal het merk van de pijpmaker en wat decoratie.

Overig ongedecoreerd materiaal

Om volledig te zijn volgen hier nog twee modellen die in de stort van Hendrik van der Pool aanwezig waren. Het zijn een mosterdlepel en een grote kromkop. De mosterdlepel is ook een resultaat van de 'moderne', vrije vormgeving en heeft aan de ronde, hielloze kop een korte, schuin omhoog lopende steel. Inderdaad, als een soort lepel.

De kromkop is wat dat betreft een al heel wat ouder model, met een herkomst uit het begin van de 18e eeuw. De uitvoering is wel aangepast naar de 19e eeuwse wensen, met een bovengemiddeld grote kop.

Links de mosterdlepel (je ziet de steelaanzet omhoog lopen) en rechts de grote kromkop.


gedecoreerd en figuraal

Voor wie het niet weet: wanneer er op het oppervlak van een pijp versiering is aangebracht, die de vorm van de pijp volgt, spreekt men van een gedecoreerde pijp. Wanneer de pijp echter is vormgegeven naar iets anders, zoals een gezicht, een peer of een been, dan is de pijp figuraal. In het geval van gezichten ligt die scheiding nog best lastig, want op veel Hollandse pijpen is het gezicht aangebracht op de vorm van de pijp. Naar het einde van de 19e eeuw toe wordt alles steeds figuraler gemodelleerd en komen er ook mooie figurale gezichtspijpen in Nederland. Bij Hendrik van der Pool ligt alles nog een beetje in het midden.


Klassieke voorbeelden.

Al aan het einde van de 17e eeuw worden pijpen gedecoreerd met het Koninklijk huis als thema. Dit soort pijpen worden Oranjepijpen genoemd en later in de 18e eeuw zullen (onder andere vanwege de export) ook andere koningshuizen en belangrijke wapenstilstanden worden gememoreerd. Tot in de 20e eeuw blijven Oranje- en herdenkingspijpen deel uitmaken van de selectie van de pijpenfabrikanten. In de stort van Hendrik van der Pool zaten onderstaande pijpen, met dezelfde boodschap in twee uitvoeringen. Ze geven meteen een determinatie-aanknopingspunt met betrekking tot de vroegste datum van de stort (namelijk 1863).

Een aantal afbeeldingen van twee verschillende pijpen. De eerste een klassieke ovaal, de tweede een modernere mosterdlepel variant. Ter illustratie heb ik steelfragmenten uit de stort bij de koppen geplaatst.

Decoratie elementen: een bladmotief, Oranjetakken en vlaggen

Bovenste tekstlint: ORANJE BOVEN

Opschrift daaronder: 1813-NOVEMBER-1863

Tekst steel ovale pijp: ORANIE ..

Tekst steel mosterdlepel: NEDERLAND EN OR.., andere zijde: ..JE EN NEDERLAND (Nederland en Oranje, Oranje en Nederland)


Ook klassiek: de snoeckebek

Op de tweede helft van de 18e eeuw ontstaat een nieuw decoratiethema, de snoeckebeck. De pijpenkop 'verdwijnt' als het ware in de opengesperde bek van een stevige roofvis. Wat opvallend is bij deze decoratie is dat de bovenzijde van de kop niet alleen ongedecoreerd is, maar ook bijna altijd wordt geglaasd om de kop een mooiere uitstraling te geven. Dat is normaal gesproken bij gedecoreerde modellen niet mogelijk en daarom is het bij dit type een opvallende uitzondering. De snoeckebek is een typisch decoratiethema uit de tweede helft van de 18e eeuw, maar begin 19e eeuw is de belangstelling voor dit soort pijpen nagenoeg verdwenen. In de tweede helft van de 19e eeuw ontstaat er een herwaardering, en mogelijk door hergebruik van de 18e eeuwse mallen is de pijp met de vissenbek weer terug. Zo vaak als in de 18e eeuw komt de pijp niet meer voor.

Geen radering langs de koprand, niet of nauwelijks nog geglaasd, een veel minder nauwkeurig gezette decoratie. Nog los van de bolle kopvorm is het oude type pijp nu een typisch 19e eeuws product.


Modern klassiek: een Rembrandt pijp

Een pijp decoreren met statige personen, tekstlinten en guirlandes is klassiek, maar de keuze voor een alledaags, niet-Koninklijk persoon, dat is iets uit de 19e eeuw. Ook de losse manier waarop het oppervlak van de pijp is opgefleurd is iets waar eerder nooit voor gekozen zou zijn.

Dat Rembrandt in de tweede helft van de 19e eeuw al erg tot de verbeelding sprak blijkt uit pijpen van verschillende pijpenfabrikanten die ter ere van hem zijn gemaakt. Wat met die belangstelling mogelijk te maken heeft gehad is de plaatsing van het Rembrandtmonument op het Rembrandtplein in Amsterdam, in 1852. In ieder geval leidt het geen twijfel dat de pijp die Hendrik van der Pool heeft gemaakt is geïnspireerd op dit gietijzeren standbeeld.

Niet alleen staat er op de pijp in linten te lezen: REMBRANDS STANDBEELD (de T is abusievelijk afwezig), maar de afbeelding van Rembrandt op de pijp is gelijk aan die van het Rembrandtmonument. Zelfs het boek, dat links tegen Rembrandt aan staat is overgenomen in de afbeelding en voor de volledigheid voorzien van de initialen RvR. Je zou je maar kunnen vergissen.


Een typisch gelobd bloemenpijpje

Net voor de tweede helft van de 19e eeuw, getuige deze Hendrik van der Pool vondst, ontstaan pijpen met een klein model kop en een korte steel (gemiddeld 12 cm lang). Deze pijpen zijn op de kop, aan de voor en achterkant, voorzien van een enkele lob. Een veel voorkomende decoratie bij deze vorm zijn bloemboeketten op de zijkanten.

Op naar figuraal: de rustende herder/ herderin/ jager

En dan is daar ineens het kleine model pijp, voor het kleine roken. Een populaire uitvoering, zo blijkt uit talloze vondsten van evenzoveel verschillende uitvoeringen, is het pijpje met een rustende persoon op de steel, tegen de ketel. Het is een overgangsmodel naar figurale vormgeving. De vorm van de pijp is nog als zodanig herkenbaar, maar begint in dienst te staan van de voorstelling, die dit keer niet op het oppervlak van de pijp staat, maar als apart element aan de pijp vast zit. Van der Pool maakt alvast een herder, een herderin en een jager (of soldaat, zo je wilt). De uitvoeringen zijn in het wit, rood en zwart en moeten met deze nieuwe kleurtechnieken een hele moderne uitstraling hebben gehad.

 

Wat vanaf deze pijpen opvalt, is dat Hendrik van der Pool zijn assortiment overzichtelijk had gemaakt met modelnummers, die bij een aantal van deze gedecoreerde pijpen op de kop of steel staan geperst, zoals nog net te zien bij de rode herder hierboven. Direct onder de herder staat: No ... Eenzelfde nummeraanduiding staat onder de witte herderin, maar die is bijna onleesbaar. Later volgen hier meer voorbeelden van.


Mercurius en de Turkenkop

Wat mensen toen ongetwijfeld net zo heeft aangetrokken als nu, waren pijpen met een hoofd of gezicht er op. In de stort van Hendrik van der Pool komen een paar uitvoeringen voor van kleine pijpen, geschikt voor het roken van shag, of het oproken van sigaren. De eerste soort bestaat uit mannenhoofden met een baardje, een snor en een soort tulband op. Ze moeten Turken voorstellen, vandaar de weinig beleefde naam 'Turkenkop'.

De tweede soort zijn koppen met een bijna vrouwelijk gezicht, een borstbeeld-achtige onderrand en een degelijk hoedje op met vleugels tegen de zijkant gemodelleerd. Het moet Mercurius voorstellen. Mercurius, de Romeinse god van snelheid, voorspoed en handel, is erg geliefd in de 19e eeuw, als symbool van -, maar vooral wens naar betere tijden. In de eerste helft van de 19e eeuw worden er voor het eerst koppen gemaakt met een reliëf er op van de goden Mercurius en Neptunus. Tot in de 20e eeuw maakt Goedewaagen ze nog, het thema sprak tot de verbeelding. In de tweede helft van de 19e eeuw komen er dus Mercurius-gezichtspijpen bij.

Turkenkoppen in twee maten. De linker versie is groter en geschikt voor tabak zoals shag, de drie rechter foto's zijn van een pijp die geschikt is voor het oproken van sigaren, een zogenaamd sigarenpijpje. Op de stelen zijn modelnummers te lezen. Onderop staat steeds het merk WL gestempeld.

De God Mercurius, met gevleugelde hoed, in het wit en het rood. In zijn totaliteit valt bij de kleine gezichtspijpen op dat er steeds voor gekozen is de mondopening met een kleine insnijding aan te geven, redelijk uniek.


Wat overblijft

Naast alle bovenstaande beschreven koptypen en decoraties, zijn er uit de stort scherven verzameld van andere modellen die door Hendrik van der Pool of waarschijnlijk door Hendrik van der Pool zijn gemaakt. In een stort is het niet uitgesloten materiaal van andere pijpenmakers tegen te komen, dus zolang een merk of een naam ontbreekt is de waarschijnlijkheid geen 100%. 

Aan de hand van de foto's:

Links een fragment van een Mercurius-Neptunus pijp, gemerkt met WL gekroond. Rechts een stuk van een lobbenpijp, waarboven gestileerde bloemranken zijn geplaatst. Het modelnummer (No 6) is op deze foto goed zichtbaar en doet vermoeden dat we ook hier met een model van Van der Pool te maken hebben.

Drie totaal verschillende pijpen. De eerste is een figurale pijp in de vorm van een laars (waar de voet af is gebroken), de tweede is een achtkantig gevormde kop (de binnenzijde is gewoon rond) en de laatste pijp heet ook wel een knotsmodel. Onder invloed van de Engelse markt zijn er eind negentiende eeuw een aantal soorten 'gedoornde' pijpen verschenen, waarvan dit knotsmodel nog een vrij Hollandse versie is.

Uit deze scherven blijkt dat er nog wel meer modellen in de stort aanwezig moeten zijn geweest. Helaas is niet te achterhalen of deze pijpen daadwerkelijk van Hendrik van der Pool waren. Uit foto's van Simons' verzameling blijkt dat hij nog een paar andere modellen heeft gevonden dan ik hier heb beschreven. Maar zelfs met deze verspreiding van de vondsten: we hebben niet alles opgegraven en een enkele stort geeft nooit complete zekerheid over een assortiment, omdat het altijd een momentopname uit de productie is.

Tot slot nog een kleine greep uit de vele steelfragmenten, sommigen met een modelnummer (niet op deze foto's).


Conclusie

Eigenschappen van de pijpen in deze stort, die afkomstig is uit de periode 1863-1874, zijn typerend voor een groot/ middelgroot pijpenbedrijf uit de derde kwart van de 19e eeuw. Het assortiment is heel breed en varieert niet langer alleen in kopgrootte en steellengte, maar biedt daarnaast zowel klassiek als modern aan. Het aandeel modern is daarin flink toegenomen, vergeleken met de kwart eeuw ervoor. Ook het gebruik van de kleuren rood en zwart bij de modernste pijpen is als noviteit van belang. Hoewel het klassieke aanbod de traditionele pijproker tegemoet kwam, maakte Hendrik van der Pool met het moderne segment indruk als één van de toonaangevende pijpmakers uit deze periode.

In het tijdsbeeld is opvallend dat veel figurale (of decoratief-figurale) pijpen nog van een merk zijn voorzien. In de laatste kwart van de 19e eeuw zullen deze pijpen alleen nog herkenbaar zijn aan een roltekst op de steel, of een sticker op de steel.

Ook het handmatig insnijden van de monden van de gezichten op de sigarenpijpen is iets dat specifiek toe te wijzen is aan het bedrijf van Hendrik van der Pool, in ieder geval tijdens een bepaalde periode.


Geraadpleegde literatuur:

Don Duco, 2003, Merken en merkenrecht van de pijpenmakers in Gouda