Om verschillende redenen kan het stukje steelgat dat aansluit op de pijpenkop tijdens het vervaardigingsproces dicht zijn geraakt.
Deze pijpenkop met vissenbek rond de bodem, heruitgegeven in de 19e eeuw, blijkt bij nader inzien defect op de breuk met de steel. Precies in het steelgat is een kleiplaatje blijven zitten. Dat
kleiplaatje is ontstaan toen de kop al uitgehold was, maar de wijer (om het steelgat te maken) de verbinding met de kop opnieuw maakte. De stopper, het instrument dat werd gebruikt om de klei mee
uit de pijpenkop te persen, drukt een dun randje klei in de steelopening en die moet weer worden doorgeprikt. Er vormt zich om het uiteinde van de wijer een dopje klei die meestal uit de
pijpenkop verdwijnt, maar soms achterblijft. Hier is dat dopje precies in het steelgat blijven zitten. Zo is de pijp een misbaksel geworden.