Misbaksels


Tijdens het routinematig maken van een paar honderd kleipijpen op een dag kan er van alles mis gaan. De fouten die vóór het bakken van de pijpen plaatsvinden zijn meestal niet terug te vinden omdat die pijpen dan al uit de productielijn zijn gehaald. Een  enkele keer zie je aan een pijpensteel of een pijpenkop een reparatie terug van voor het bakken. er zijn dan delen aan elkaar geplakt en de reparatie is zo goed mogelijk verhuld, maar zichtbaar gebleven. De meeste gebreken die je tegenkomt op een doorsnee bodemvondst zijn opgelopen tijdens het bakken. Er werd door pijpenmakerijen al rekening mee gehouden dat van alle pijpen die werden gemaakt ongeveer 10% sneuvelde en niet meer voor de handel geschikt was. Een pijpenmakersgros is dan ook geen 144 pijpen, maar 160, afgerond. Bodemvondsten in bijvoorbeeld de binnenstad van Gouda tonen aan dat voorraden mislukte baksels inderdaad aan de orde van de dag waren. Op veel locaties zijn geulen gevuld en vloeren opgehoogd met pijpenbakkersafval.

Maar ook zonder deze pijpenbakkersstorten zijn pijpen die er iets minder slecht aan toe waren te vinden. De slecht gebakken exemplaren, met fouten die het roken op zich niet belemmerden, gingen de verkoop in als uitverkoopjes. Een kromme steel, een deuk in de ketel of druppels glazuur op de pijp vielen onder deze categorie.

Bij pijpen van de goedkoopste soort was de oppervlaktebehandeling niet van belang en op die pijpen zijn schoonheidsfouten die tijdens het maken van de pijp ontstonden meegebakken. Op het oppervlak zitten soms nog stukjes klei, er zijn steentjes zichtbaar of gaatjes ervan, er zitten scheuren of krassen op het oppervlak en een enkele keer is een lichte vingerafdruk of een afdruk van een stukje stof zichtbaar. Sommige pijpenkoppen hebben een vreemde vorm gekregen omdat er te slecht gebotterd of getremd is. Als de klei die gebruikt is voor de pijpen slecht is gemengd is dat ook zichtbaar. De richting van het geknede mengel is soms nog te zien of er lopen lichtroze banen door de witte klei, omdat de geleverde klei niet mooi wit was. Als je maar genoeg kleipijpen ziet, valt er heel veel aan te ontdekken.


Te heet gebakken

De gele, soms gevlekte verkleuring komt omdat de temperatuur tijdens het bakken te hoog is opgelopen. De kleipijpen zijn begonnen te versinteren en de normaliter witbakkende klei wordt geel. Het baksel voelt ook harder aan en het effect van het glazen van de pijpen verdwijnt van het oppervlak. Bij nog hogere temperaturen versinteren de pijpen pas echt, het oppervlak smelt dan als het ware en verbrandt.

Dubbelconisch gevormde pijpenkop uit de periode 1650-1660, gemerkt met SS. De pijpenkop is iets te heet gebakken waardoor het wit van de klei veranderd is in een gelige kleur. Op de vergroting van de hiel met het merk is aan de bovenrand goed te zien dat het oppervlak van de klei een beetje is gesmolten en glazig is geworden.

Langwerpig dubbelconisch gevormde pijpenkop uit de periode 1660-1675. De gele tint komt door de te hoge stooktemperatuur.

Laat trechtervormig model uit de periode 1730-1740. De buitenkant is gedeeltelijk gesmolten (verglaasd) van de hitte. Het merk is klaverblad.

Ovaalvormige pijpenkoppen uit de periode 1775-1800. De pijpen komen uit een Goudse stort en zijn allemaal gemerkt met melkmeid. De gele tint komt door de te hoge stooktemperatuur.

Twee stelen uit de 17e eeuw die bruin gekleurd zijn door een te hoge temperatuur in de oven. Op de eerste is ook glazuur gelekt. Goed te zien is dat vooral de buitenste laag het te verduren heeft gekregen. Om de integriteit van de klei verder te beschadigen is een nog hogere temperatuur nodig.

Twee pijpen uit een stort van Goedewaagen, 1890-1900. Nog steeds komt het voor dat de pijpen bruin kleuren door een te hoge stooktemperatuur.


Geen glad oppervlak

Door allerlei fouten tijdens het snelle, repetitieve proces van pijpenmaken kan het oppervlak van de pijp er anders uit gaan zien dan de bedoeling was.

Dubbelconisch model pijp met van de kop naar de steel een rand klei over het oppervlak. De rand lijkt mee geperst tijdens het vormen van de pijp in de mal, maar de mal zo dan een flinke beschadiging hebben gehad.

Een flinke reep klei is aan het oppervlak meegebakken.

In het oppervlak van de pijpenkop zat een haar, die met het bakken is weggebrand. De vorm is wel goed zichtbaar.


Tijdens het bakken vervormd

Regelmatig kom je onderdelen van kleipijpen tegen die vervormd zijn. De ketel heeft een deuk of de steel loopt een beetje krom. Het zijn fouten die tijdens het bakken ontstonden. In de pijpenmakerspot (pijpenpot), waarin de pijpen tijdens het bakken stonden opgestapeld, konden de pijpen voor ze helemaal hard waren nog wat inzakken. Soms is dat een beetje zichtbaar en soms best goed. Zolang de pijp er nog enigszins bruikbaar uitzag (en was), werden de pijpen verkocht en gerookt.


Glazuurschade

Glazuur werd niet vaak op pijpen aangebracht. En als dat wel gebeurde was de hele pijp geglazuurd. Vaker zie je glazuurschade, ontstaan door het meebakken van de pijpen in pottenbakkersovens. Als de pijpen niet goed beschermd waren en de glazuur lekte van de potten, dan kwam dat op de pijpen. Soms konden hele aan elkaar gebakken partijen worden weggegooid, maar vaak zijn alle pijpen met een paar spetters of druppels er op toch gewoon verkocht. Je betaalde waarschijnlijk iets minder.

Pijpenkop uit een stort eenvoudige pijpen van het trechtervormige model. Op de kop zit glazuur of een andere stof die verbrand is. Er is van de stof alleen nog een dunne zwarte laag over. Op de pijp zelf is verkleuring zichtbaar door rook en hitte.

Het pijpengruis (ook wel aangeduid met schrobbeles) uit de pijpenpot, aanwezig om de stooktemperatuur zo gelijkmatig mogelijk te verdelen, is met het glazuur aan de pijpen geplakt.

Vastgebakken of verkleefd met gruis en pijpendeeltjes. Glazuur is niet te zien. Hielmerk F gekroond.


Deze pijp is expres geglazuurd geweest, maar dat is toch niet goed gegaan. Het baksel is te heet geworden en gaan versinteren. Een extra bakgang voor het glazuren vraagt ook weer om specifieke kennis. Zoals wel meer met geheel geglazuurde pijpen is een aanwezig hielmerk niet meer leesbaar. (Door de vorm van de pijpenkop in combinatie met de vorm van het merk onder de glazuur denk ik aan AA gekroond).


Wijerfouten

De wijer (van het Engelse 'wire') was de draad waarmee het steelgat van de pijp werd gemaakt. Bij te weinig accuraatheid ontstonden fouten die de pijp onbruikbaar maakten. Zo kon de opening naar de kop dicht blijven, of er werd juist een gat door de pijpenkop geprikt. Ook de steel zelf werd wel eens zijdelings doorboord.


Pijp uit een stort van Willem Begeer, 1827-1844. De wijer heeft vlak achter de pijpenkop te hoog gezeten en daardoor is het rookkanaal zichtbaar geworden door de klei heen. De pijp trekt dan niet meer en is onrookbaar geworden.

Pijp van Goedewaagen, 1890-1900. De wijer is aan de bovenkant van de steel te hoog gegaan en al is er geen gat ontstaan, het oppervlak is te dun geworden om de pijp nog te kunnen verkopen.

Het is niet helemaal fout gegaan met de wijer. Dat de wijer in de wand van de pijpenkop prikt gebeurde zelfs zeer regelmatig. Vaak zie in pijpenkoppen nog een soort kleipropje zitten, of een geultje, als resultaat van het even snel doorstoten van het rookkanaal naar de ketel. Hier is het wel erg zichtbaar, de wand zal ook kwetsbaarder zijn geweest door de actie. Soms heeft de wijer door de kop heen geprikt en zie je een gaatje zitten. De pijp is dan niet meer bruikbaar.

Aan deze pijpenkoppen uit een stort van Willem Begeer is te zien dat de wijer zo in de binnenkant van de pijp heeft geprikt, dat er aan de buitenkant een bobbeltje zichtbaar is. Dat is meestal geen goed teken, want de wand is daar dun geworden. Het enige dat nog erger is, is door de wand heen prikken.


Ingebakken steentjes of vuil

Een kleimengsel schoon krijgen was een aparte procedure. Regelmatig is aan pijpen te zien dat het ook zelden lukte de klei helemaal gruisvrij te krijgen. Kleine stukjes kiezel of kwarts steken dan uit het oppervlak of zijn er tijdens het bakken uitgesprongen, een gat achterlatend. Organisch materiaal brandt weg en laat een holte achter.

Door een verontreiniging in de klei is tijdens het bakken de wand van deze pijpenkop gesprongen.

Pijpen van Goedewaagen, 1890-1900. In de kop is een stuk steen meegebakken en dat heeft weer gezorgd voor barsten.

Pijpenkop uit stort van Van der Want, 1900-1910. In de wand van de pijpenkop is een groot stuk calciet  of kwarts meegebakken.

Kort ovaalvormig model, 1740-1760. *Op de kop zit een (gerepareerde) beschadiging of bakfout. De pijp is goed gerookt.

Ovaalvormig model uit de periode 1770-1785 uit een stortje uit Gouda. Tegen de steel aan is een stukje steen meegebakken, waarna het oppervlak is gesprongen.

Ovaalvormige pijpenkop uit de periode 1750-1770 met als merk 31 gekroond. Gestorte pijp, dus een misbaksel, met een stukje steen die de bovenkant van de pijpenkop heeft doen scheuren.

Ovaalvormige pijpenkop uit de periode 1755-1775 gemerkt met drie potjes. Aan de rechterzijde is een gerepareerd gat zichtbaar. De reparatie is zo goed mogelijk uitgevoerd, maar het is de vraag of dat goed genoeg is geweest. De pijp is niet gerookt en weggegooid in een stort.

Steelfragment met tordering uit de periode 1690-1710. Op de steelbreuk is een stukje ingebakken kwarts zichtbaar.


Slecht gemengde klei

Hoewel het niet altijd zorgt voor het van de markt blijven van de pijp, is aan het oppervlak soms te zien dat de klei niet helemaal de kleur is die hij moest hebben. Er zit dan een tweede kleur doorheen gemengd en dat ziet er slordig uit.

Pijpen van Goedewaagen, 1890-1900. Door een witte pijp zit vervuiling met rood-oranje bakkende klei en door een oranje pijp zit vervuiling met wit bakkende klei. Het resultaat was niet gewenst.

Aan de rechter zijkant van deze vroeg ovaalvormige pijpenkop lijkt tijdens of na het bakken een gat ontstaan omdat de klei niet homogeen geperst is, er zijn laagjes aanwezig onder het oppervlak. Dit zie je niet vaak.


Geen misbaksel, maar wel fout uitgevoerd: te wijde radering

Pijpen met een 'uit de hand gelopen' radering zijn altijd gewoon verkocht. En logisch ook, met de pijp zelf mankeert niets, het ziet er alleen slordig uit. Het gebeurde niet eens zo heel vaak dat het mis ging, daarom vallen de pijpen met een radering als deze extra op.

19e eeuwse pijpenkop met op de rechterzijde een niet sluitende radering.


Geen stempel gezet

Dat is natuurlijk geen misbaksel, maar wel een uitvoeringsfout, het speciale reclamelogo van de pijpenmaker ontbreekt nu. Met een zekere regelmaat duiken tussen gerookte en ongerookte pijpenkoppen pijpenkoppen op waar op het daarvoor bestemde hielvlak geen stempel is gezet. Aan de soort pijp en de afwerking daarvan is te zien dat het stempel er wel had moeten zitten, een vergissing dus.

18e en 19e eeuwse ovaalvormige pijpenkoppen waarbij het merk op de hiel ontbreekt. Deze pijpen komen wel op de markt, maar de maker blijft onbekend.


Te hard ingedrukt stempel

Wanneer een merk moest worden gestempeld op de zijkant van de pijp, naar de steel toe, wilde het nogal eens gebeuren dat het stempel iets te hard in de klei werd gedrukt. Het resultaat is dan een kleine cirkelvormige vervorming die aan de binnenkant van de pijpenkop zichtbaar is. Een soort deukje is het. Het staat minder mooi, maar het is geen misbaksel.