Rond het midden van de18e eeuw ontstaat een redelijk eigenzinnig type decoratie. Het idee is in grote lijnen verwant aan de 17e eeuwse Jonaspijp, die zich tot voor in de 18e eeuw doorzette. Bij
de Jonaspijp werd een mannenkop (de pijpenkop) verzwolgen door een walvis (de steel). Bij het nieuwe decoratietype is het een grote vissenkop, met opengesperde bek, die de onderste helft van de
pijpenkop verzwelgt. Deze pijpen werden (en worden) 'snoekenbekken' genoemd. De vis in kwestie zou dus een vraatzuchtige snoek moeten zijn. De versiering komt met enige regelmaat voor bij
pijpenmakers in hun productie tussen 1740 en 1775. Daarna lijkt het even gedaan met de snoekenbekken, maar in de 19e eeuw worden oude mallen hergebruikt en is de snoekenbek weer aan het
assortiment toegevoegd. Aan het einde van de 19e eeuw krijgen deze koppen een nieuwe vorm. Het thema wordt gebruikt om een groot en lang model kop met een schuin omhoog lopende pijpensteel mee op
te sieren.