Overige personen


Ondanks dat de meeste thema's van de graveringen op pijpenkoppen in grote lijnen overeenkomen, zijn er altijd uitzonderingen. Omdat eventuele allegorieën soms aan me voorbij gaan, laat ik het bij 'wat zien we daadwerkelijk afgebeeld op de pijpenkop'.

Op deze pagina staan de pijpen waarop mensen een beroep lijken uit te voeren, anders dan wat al in de hoofdthema's is behandeld.


Varkenshoeder/ schapenherder

Trechtervormige pijpenkop uit de periode 1720-1730. Op de linkerzijde van deze versleten pijpenkop staat een varkenshoeder met aan zijn voeten twee zwijnen. In zijn hand houdt hij een korte stok, of staf. Achter hem staat een boom en boven de voorstelling, langs de rand van de pijpenkop, staan de letters MIV. Op de rechterzijde staat een (schapen)herder met aan zijn voeten twee schapen. Hij staat in een grasland en houdt een lange herdersstaf vast. Boven deze voorstelling staan ook initialen, maar deze zijn door de slijtage minder goed leesbaar. Er lijkt PIV te staan. Dit kunnen initialen zijn, maar het lijkt haast logischer te stellen dat het gaat om de beginletters van een toentertijd bekende uitdrukking of gezegde. Langs de persnaden loopt een dubbele stippenrij.


Engel

Trechtervormige pijpenkop uit de periode 1715-1730. Op de linkerkant staat een engeltje, als een naakt kind met vleugels op de rug. In zijn linkerhand houdt hij vier tulpen (of een boeket) vast, met zijn rechterhand houdt hij een enkele bloem/ roos omhoog.

Op de rechterkant staat een gekroond zijmerk. Het gaat om een lettermerk, het monogram WOH, van de Goudse pijpenmaker Willem Ophuijsen, die werkzaam was tussen 1696 en 1734 (Literatuur 1).


Meermin

Trechtervormige pijpenkop uit de periode 1715-1725. Op de linkerzijde van de kop staat een zeemeermin. Hoewel ze eerder een mythologisch wezen voorstelt dan een dier, is ze door de aanwezigheid van de zittende leeuw op de rechterzijde ook in de categorie dieren terecht gekomen. De zeemeermin is een vrouw met ontbloot bovenlijf en een vissenstaart die onder haar buik begint. Ze staat met haar staart omhoog gebogen naar rechts gericht, met halflang loshangend haar. Ze houdt met haar linkerhand een spiegel vast en kijkt daar in. Onder de zeemeermin staat een zesbladige roos en nog twee niet nader te identificeren objecten, die ofwel bij de bloem horen of ondergrond van de zeemeermin zijn.

Aan de rechterkant zit een forse, maar vriendelijk ogende leeuw. Ik zeg bewust vriendelijk ogend, omdat de leeuw eerder als het dier zelf is afgebeeld dan als de veel voorkomende heraldische leeuwen. De leeuw zit met zijn staart omhoog, heeft een dikke krans van manen en kijkt naar links. De leeuw zit op een horizontale ondergrond met wat stippen er onder, om de bodem aan te geven. Aansluitend staat een grote ronde bloem met veel kroonbladeren en vier loofbladeren er om heen.

De persnaden van de pijpenkop zijn afgezoomd met een dubbele stippenrij.


Nar

Trechtervormige pijpenkop uit de periode 1735-1745. Op de linkerkant staat een vioolspeler. Hoewel de vorm enigszins versleten is, is goed te zien dat de gravering met aandacht voor detail is gezet. Op de kleding van de vioolspeler zijn details aangebracht en de houding oogt natuurlijk. De speler draagt een lange jas, met knopen langs de rand, die open hangt. Hij draagt schoenen, hoge kousen die zijn broek op de knie afsluiten en een hoed. Tussen zijn benen is een ovaalvormig stukje grond aanwezig, waar een puntmotief op heeft gestaan. Achter zijn benen staat in de verte een zwaan. Om de voorstelling heen lopen twee bladranken met een tulpenbloem aan het einde, ze kruizen elkaar aan de onderzijde.

Aan de rechterkant staat een dansende nar. De nar heeft een versierd pak aan (een broek met een ruitpatroon er op) en hij heft zijn handen omhoog. Hij draagt een soort staf of trompet aan zijn riem en aan zijn voeten loopt een hondje mee. Om de voorstelling lopen twee bladranken met een bloem aan de einden, kruisend aan de onderzijde.

Op de persnaden van de pijpenkop loopt een dubbele stippenrij.

Opvallend detail is dat er vanaf 1740 wapenschilden van Gouda op de zijden van de spoor zijn gezet, maar dat de bijbehorende (en verplichte) S niet goed paste. Deze staat nu links naast de benen van de speelman en tussen de benen van de dansende nar.


Ovaalvormige pijpenkop uit de periode 1750-1770. De pijpenkop komt uit Zwolle. De graveringen uit Zwolle hebben een heel eigen karakter, waarbij vlakken met (kruislingse) arceringen worden gevuld. De kwaliteit van de voorstelling op de rechterzijde van deze pijpenkop is hoog. De nar, als mensfiguur in beweging, is goed getroffen. De details van de afwerking vallen dan weer wat tegen, alsof de graveur daar weinig kennis van had. De molen op de linkerzijde, met het geblokte opslaggedeelte, met molenaar met de armen omhoog in de poort, is een veel geziene afbeelding op Zwolse pijpenkoppen.


Trechtervormige pijpenkop uit de periode 1725-1735. De pijp komt uit een erg versleten persvorm en de kop is op de spoor gebroken, wat een goede determinatie niet gemakkelijk maakt. Op de linkerzijde loopt een man in sluipende houding. Aan zijn riem hangt een lange dolk. Onder zijn voeten staat een disteltje en achter hem staat een steengoed (drank)kruik. Op zijn hoofd heeft hij een hoed met een grote klep en veren. In zijn vooruitgestoken handen houdt hij iets vast, wat is door de slijtage onduidelijk.

Op de rechterzijde loopt een sluipende nar. Aan zijn pak hangen belletjes. In zijn riem heeft hij een narrenstaf en in zijn handen heeft hij een soort tekstband of draagzak waar de letters ABC op staan. Aad Kleijweg heeft een theorie over deze afbeelding en ook andere, binnen een grotere thematiek verbonden, graveringen. Deze is de moeite waard om te lezen. Ook onder de voeten van de nar staat een kleine distel. Op de naden van de pijp staat een dubbele stippenrij.


Bacchus op het vat en de Hollandse maagd

Trechtervormige pijpenkoppen uit de periode 1700-1715. Op de linkerkant staat Bacchus op het vat. Bacchus was één van de Goden uit het Rome. Hij was de God van wijn en plezier en als zodanig een mythologisch figuur die binnen de rook- en drinkcultuur een goed aanzicht had. Niet geheel ontoevallig is hij in de 18e eeuw op de zijden van pijpenkoppen gegraveerd en is er zelfs een Gouds pijpenmakersmerk met zijn beeltenis.

De gravering is eenvoudig van stijl. Bacchus zit schrijlings op een wijnton. De ton zelf is niet veel meer dan een cirkelvormige lijn. Hij draagt een lendendoek en niets anders, ik twijfel zelfs of je op de gravering van de tweede pijp niet gewoon zijn geslachtsdeel ziet. In zijn linkerhand houdt hij een wijnglas vast en in zijn rechterhand een kan of kruik. Zijn haren zitten op zijn zachtst gezegd wild.

Op de ton van de eerste pijpenkop staan (makers)initialen. De bovenste twee letters zijn moeilijk leesbaar, er staat waarschijnlijk IWD of HDW. Op de rechterkant staat alweer een niet bestaand persoon, de Hollandse maagd. Ze wordt ook wel de Dordtse maagd genoemd, maar dan houdt ze officieel ook het wapen van Dordrecht vast. De Hollandse maagd is de beschermvrouwe van Holland. Ze houdt in haar rechterhand een palmtak vast, een symbool voor vrede. Om de maagd heen loopt een van takken gemaakt hek, met aan de voorkant een gesloten poort. De omheining staat symbool voor bescherming en veiligheid. Ook deze voorstelling is bekend als Gouds pijpenmakersmerk. Vanwege de vorm van de omheining wordt ook wel gesproken van 'de maagd in de Hollandse tuin'. Een tweede, gelijkwaardige voorstelling is 'de leeuw in de Hollandse tuin'.

Op de persnaden van de pijpenkop loopt een dubbele stippenrij.


Musketier en Moor

Trechtervormige pijpenkop uit de periode 1710 en 1725. Op de linkerkant staat een musketier. Hij staat poserend, met zijn linkerbeen naar voren. Over zijn rechterschouder draagt hij zijn musket, in zijn linkerhand houdt hij de standaard vast waarop de musket kan worden gelegd om stabiel te richten. Over zijn soldatenuniform draagt hij een riem met zakjes buskruit. Hij draagt een hoed met een veer. Op de rechterkant staat een moor, gekleed in een lendendoek. De moor staat naar ons toe gericht en kijkt ons aan. In zijn linkerhand houdt hij een baal tabak vast, zijn rechterhand rust op een grote ton, met aan de onder- en bovenzijde hoepels. De ton is maar voor de helft afgebeeld. Rechts naast de moor staat een een kleine plant, mogelijk een tabaksplant.

De voorstellingen zijn redelijk goed gegraveerd, de mal heeft bij deze persing al wat slijtage opgelopen. Langs de persnaden van de pijpenkop loopt een dubbele stippenrij.


Petrus en de haan

Trechtervormige pijpenkop uit de periode 1710-1735. De pijp is op de linkerkant gemerkt met MC gekroond, de kroon is een parelkroon. Het merk is door twee Goudse pijpenmakers gebruikt, de tweede en laatste was Jan Abrahamse de Vet, die werkzaam was tussen 1719 en 1754 (Lit. 2).  Dit past goed bij de datering van de pijpenkop.

Op de linkerkant is een haan afgebeeld, boven het merk MC gekroond. De haan is naar rechts gericht. Op de rechterkant staat een goed geklede man met zijn hoed in zijn hand. Over zijn pak draagt hij een cape, die op zijn rug hangt.

Er wordt verondersteld dat de pijp Petrus en de haan uitbeeld. Dit is een Bijbelse vertelling uit het Nieuwe Testament. Petrus zegt Christus tot in de dood te zullen volgen, maar Christus voorspelt dat Petrus hem drie keer zal verloochenen (ontkennen een volger te zijn) voordat de haan drie keer heeft gekraaid. Wat vervolgens uitkomt.

Blijf altijd eerlijk, zegt deze pijp dus eigenlijk. De persnaden van de pijpenkop zijn afgezoomd met een dubbele stippenrij.


Stratenmaker met het merk 29 gekroond

Ovaalvormige pijpenkop uit de periode 1740-1750, daarmee is het direct een vreemde eend in de bijt. Want deze vorm van decoratie wordt in deze periode eigenlijk niet meer toegepast. De maker heeft er links onder zijn merk bij gezet, 29 gekroond. Daarmee is de pijp toe te schrijven aan de Goudse maker Willem Wintjes, actief tussen 1740 en maximaal 1749 (Lit. 2). De versie van de pijpenkop die ik hier heb afgebeeld is erg versleten en dat komt de details niet ten goede. Een helder voorbeeld staat bijvoorbeeld op de site van het Amsterdam Pipe Museum. Op de linkerzijde zit een stratenmaker stenen in te kloppen, met boven zijn hoofd een specialistisch stuk gereedschap, als aparte afbeelding. Op de rechterzijde staat een man die met een kruiwagen over een klinkerweg loopt, met boven zijn hoofd een schep en een houweel. In de kruiwagen zit zand of meer klinkers, de man rookt een pijp terwijl hij werkt. De persnaden van de pijpenkop zijn afgezoomd met een dubbele stippenrij.


Erasmus (waarschijnlijk) en de St. Jan te Gouda

Trechtervormige pijpenkop uit de periode 1720-1730. Op de linkerkant staat een kerktoren, die qua vorm overeenkomt met de St. Jan te Gouda. Vergeleken met bovenstaande pijp is het onderste gedeelte van deze toren iets natuurgetrouwer. Op de torenspits staat een haan. Om de toren lopen twee aan de onderzijde kruisende bladranken. Beide ranken worden afgesloten door een stipvormige bloem, waarschijnlijk een roos. Op de rechterkant staat een man in een lang gewaad, zoals een habijt, op een verhoging. Hij draagt een hoed en houdt een boek vast, die hij naar links gericht lijkt te lezen. De verhoging waar de man op staat heeft dezelfde elementen als een klassieke zuil, maar is veel korter. Op de vormnaden loopt een dubbele stippenrij.

De man stelt mogelijk Erasmus voor, die van Goudse herkomst was en er lang heeft gewoond.