Gezichtspijpen uit de 19e eeuw


Door de geschiedenis van het pijpenmaken heen, vanaf 1600, hebben pijpenmakers gezichten op hun pijpen gezet. Eerst was er Jonas in de walvis, later volgen 18e eeuwse huzarenmodellen en uiteindelijk volgen allerlei 19e eeuwse gezichten die gewijd zijn aan een bekend persoon of gewoon aan de fantasie ontsproten zijn. In Frankrijk hebben pijpenmakers gezorgd voor een groeiende belangstelling voor figurale gezichtspijpenkoppen. De kundig 'gebeeldhouwde' modellen lijken op bekendheden of beelden beroepen uit. Gezichten die uit de mode zijn worden verkocht en zo scoren de Nederlandse fabrieken een aantal modellen voor de Nederlandse markt. Het eigen aandeel is vaak minder mooi van vorm, maar wordt toch ook gemaakt en verkocht.



Langwerpige kop, eenvoudig gestileerd tot mannenhoofd, uit de periode 1850-1900. Dit soort modellen behoren tot de standaard gezichtspijpen van Nederlandse makelij die gemaakt zijn vanaf 1850. Deze mannenkop met tulband bestond in verschillende groottes en werd door allerlei fabrieken gekopieerd. De pijpenkoppen werden vanwege de tulband ook wel turkenkoppen genoemd. Dit model is redelijk groot, de maker is onbekend.


Bijzonder model manchetpijp van rode klei. De herkomst is mij onbekend, de pijpenkop is in Nederland gevonden maar de uitstraling is buitenlands. De kop is op de lippen van het gezicht beschadigd. In de bovenrand zit een extra gaatje voor een klep of dop. Het gezicht is in aanzet Afrikaans, met een grote band haar die over het hoofd heen steekt. De kop is bruin geverfd.  Op het manchetstuk is aan beide kanten een korte bloem met steel gegraveerd. Het uiteinde van de manchet is voor Nederlandse begrippen erg plat en dun.


Sigaren/ sigarettenpijp uit de periode 1875-1900. Het is een enigszins merkwaardig model sigarettenpijp met een op Franse modellen geïnspireerde vorm. Bovenstaande pijp is op de onderzijde gemerkt met WL gekroond, het merk dat Hendrik van der Pool in deze periode gebruikte. Maar ook de firma Jan Prince & Cie heeft deze pijp gemaakt.

De pijp ziet er uit als een kleine hoornpijp, er ontbreekt maar een centimeter of drie van de steel. Op de kop staat een vrouwengezicht dat naar de roker kijkt. Om haar hoofd loopt een grote gearceerde kap. De onderkant van de kap wordt direct afgesloten en een iets ruimere arcering op de steel volgt. De naam van de pijp verschilt. Bij Goedewaagen heet ze Nonnenhoofd (Lit. 3)


Sigarenmodel pijp van ongeveer drie centimeter hoog, uit de periode 1875-1900. De kop is uitgevoerd als een gehelmde mannenkop. Op de zijden van de helm staan leeuwenkoppen. De helm zit met een band onder de kin vast, de band is gevormd als bladranken die bij de helm afsluiten met een bloem. Het gezicht heeft een baard en een snor. Op de helm loopt een kam. Meest opvallende feature van de pijp is de diagonale ketelopening. De steel loopt achter de kop eerst uit in een soort manchetvorm en loopt van daar uit dun verder, met een kleine reliëfversiering. De kop is ongemerkt.

Sigarenmodel pijp van ongeveer drie centimeter hoog, uit de periode 1875-1900. De kop is uitgevoerd als een gehelmde mannenkop. Op de zijden van de helm staan leeuwenkoppen. De helm zit met een band onder de kin vast, de band is gevormd als bladranken die bij de helm afsluiten met een bloem. Het gezicht heeft een baard en een snor. Op de helm loopt een kam, die hier is afgebroken. Meest opvallende feature van de pijp is de diagonale ketelopening. De uitvoering is in rode klei. De kop is ongemerkt.


Sigarenmodel pijpen uit een stort van Hendrik van der Pool, 1860-1870. De mannenkop met tulband is een huzaar of Turkenkop. Hier is hij twee keer verschillend uitgevoerd en op de pijpen (op de steel) is ook een ander modelnummer gegraveerd. Het lijkt te gaan om nummer 7 en nummer 10. De steel, zou hij compleet zijn, loopt in een S-bocht omhoog. Specifieke verschillen met pijpen van andere fabrieken zijn de inkepingen die gemaakt zijn om de mond te benadrukken. Ook wordt in deze periode nog een merk geplaatst op dit soort pijpen, iets dat later niet meer gebeurt. Hendrik van der Pool merkt met WL gekroond. Op de bovenste pijp is naast het merk een Gouds wapenschild zichtbaar. Gezien het gebrek aan belang van het schild in deze periode een bijzondere toevoeging.


Sigarenmodel pijpen uit een stort van Hendrik van der Pool, 1860-1870. Deze Mercuriuskoppen zijn in meerdere vormen uitgebracht door alle fabrieken die in deze periode actief waren. Deze twee koppen zijn behalve dat ze in wit en rood zijn uitgevoerd ook verschillend van model. Dat kun je bijvoorbeeld zien aan de hals, onder de kin. De koppen zijn allebei op de onderkant gemerkt met WL gekroond.


Pijp van Goedewaagen, gemaakt tussen 1875 en 1965. Deze pijp is tot aan het einde van de verkoop van kleipijpen in de selectie gebleven. Aan de kop zat een korte steel, van nog geen 12 centimeter. Het modelnummer is 362, de pijp werd verkocht als 'Zeeofficier' (Lit. 3). De mal bestond uit drie delen.


Manchetpijp van Goedewaagen, gemaakt tussen 1890 en 1940. De pijp is voor het grootste gedeelte verkocht in de 20e eeuw.

Het modelnummer is 186 en de pijp werd verkocht als 'Engelschmankop' (Lit. 3). De afgebeelde kop is voorzien van een bruingele glazuur, die donkerder is aan de bovenrand van de hoed. De mal bestond uit drie delen.


Pijp van shagpijp formaat, gemaakt tussen 1905 en 1930. Het afgebeelde hoofd, met een opzij staande pet die met een band onder de kin vastzit, is in Nederland ontworpen voor de pijpenfabriek van de firma P. Goedewaagen & Zoon (Lit. 3). De mal bestond uit twee delen.


Oranjepijp van onbekende, maar Nederlandse herkomst, gemaakt tussen 1885 en 1890. Het gaat hier om een kinderportret van prinses Wilhelmina, later koningin Wilhelmina. Als kinderhoofd is de voorstelling geslaagd, maar op het kinderportret van Wilhelmina lijkt deze weergave niet erg. De detaillering is matig. De mal bestond uit twee delen.


'Portret' van koningin Victoria van Engeland. Gemaakt door verschillende Goudse producenten in de periode 1875-1900. Het hoofd is naar Hollandse stijl vorm gegeven, zonder al te veel vakkennis. Op de onderzijde van het borststuk wordt nog wel eens een merkstempel gezet, zoals de molen, die in deze periode wordt gebruikt door Sparnaaij. Op het lint rond haar hoofddeksel staat: VICTORIA QUEEN OF ENGLAND. De mal is tweedelig geweest.


Frans aandoende pijp met een vrouwenhoofd. De vrouw heeft een vrij eenvoudig, sereen kijkend gezicht. Onder haar kin zit nog een hals, vanwege een aanwezig borststukvormig deel aan de pijpenkop. Haar haren, deels zichtbaar, worden bedekt door een kap, die wat wegheeft van een narrenkap. De mal was tweedelig. De pijpenkop is in Nederland gevonden en doet in stijl en kleisoort Nederlands aan. In de bekende catalogi van Goedewaagen en Van der Want staat de pijp niet afgebeeld.