De verkoopwaarde van de kleipijp neemt af in de 19e eeuw en Gouda krijgt (buitenlandse) concurrentie. In de 19e eeuw beginnen veel pijpenmakers daarom nieuwe en interessante modellen aan hun collectie toe te voegen, aangepast aan 'het nieuwe roken'. Na een aanloop in de eerste helft van de 19e eeuw wordt de nood alleen maar nijpender en explodeert het modellenbestand na de tweede helft van de 19e eeuw. Behalve allerlei nieuwe vormen ontstaan er ook een heleboel nieuwe typen decoratie en naast het behouden decoratieve komt er een steeds grotere groep figurale pijpen, waarbij de functie van de pijp niet langer de vorm bepaalt. Dit is een hele interessante periode, vaak ondanks de haast letterlijk om aandacht schreeuwende kitsch.
In hoofdstukken ingedeeld is er een
- Voorzichtige eerste kwart van de 19e eeuw, met slechts enkele nieuwe modellen
- Een zoekende tweede kwart van de 19e eeuw, waarbij het experimenteren vorm aanneemt
- Een op stoom geraakte derde kwart van de 19e eeuw, waarin oude waarden steeds verderop raken
- Een losgeslagen vierde kwart van de 19e eeuw, waarin het aantal vormen en versieringen uit binnen- en buitenland tot een maximum komt.
In de eerste kwart van de 20e eeuw volgt een stabilisatie. De dan nog overeind staande grote fabrieken consolideren hun vormen en brengen de aantallen langzaam terug tot de populairste pijpen. Daarnaast gaat men over op nieuwe technieken (zoals gietpijpen) in plaats van nieuwe modellen.
Versieringsthema's
Een lob op de naden
Een fantasie hiel (of spoor)
Fantasie, niet in te delen
Sigaren- en sigarettenpijpen met versiering