Definities van de pijpensteel


Het regent pijpenstelen. Deze uitdrukking komt al uit de tijd dat men de lange witte pijpenstelen nog in het straatbeeld zag en met een beetje fantasie zagen de lange, witte, voorbij zoevende strepen water van harde regen er net zo uit.

 

Een pijpensteel van een kleipijp is van nature wit en recht. Kromme stelen, die opzettelijk zo werden gemaakt, waren unieke kunststukjes tot de tweede helft van de 19e eeuw. Maar zelfs dan blijft de rechte steel het meest voorkomen. (Overigens komen achter in de 19e eeuw ook zogenaamde krulpijpen in productie, waarvan de steel een volledige cirkel, of twee cirkels, maakt voor die naar de roker toe gaat.) Hetzelfde geldt voor de kleur, ook die blijft tot de tweede helft van de 19e eeuw vooral wit. Pijpen met een rode of zwarte kleur komen er vanaf dat moment bij.

 

Twee andere steeldefinities zijn lengte en dikte. Beide komen in allerlei variaties voor, maar er zijn natuurlijk begrenzingen.

De dikte van een steel is achter de pijpenkop het grootst, terwijl de steel bij het mondstuk dunner is. De dikste stelen werden geproduceerd in de 17e eeuw, de dunste stelen in de 18e eeuw. De 19e eeuw heeft uiteindelijk zo'n grote vormenrijkdom in de aanbieding dat er allerlei uitzonderlijke modellen zijn die qua steeldikte de oude modellen overtroeven, dus voorzichtigheid bij het determineren blijft op zijn plaats.

 

In maten kun je vaststellen dat de steeldikte, het dikst vlak achter de pijpenkop, bij dubbelconisch gevormde 17e eeuwse pijpenkoppen gemiddeld 10 mm was. Rond 1680 was het zelfs 11 mm. De dikte nam af richting het mondstuk van de pijp, zodat er nog maar weinig klei rond de opening zat. De lengte van de steel bepaalde vanzelf de graad van afname van het volume.

 

Over de lengte van pijpenstelen schrijft Don Duco in 1987 (Lit. 1) het volgende. In de 17e eeuw was de gemiddelde steellengte van een pijp 27 cm. Korte exemplaren hadden stelen met een lengte die eerder in de nabijheid van 15 cm lagen. Vanaf de tweede helft van de 17e eeuw begint Gouda de markt te dicteren en het Goudse gilde komt met regels omtrent de steellengte van pijpen. De lengte van korte stelen blijft vrij, maar vanaf 55 cm (dat is al best lang), ontstaan groepen die per 10 cm worden gekwalificeerd.

De lengte werd officieel gemeten in duimen, een duim is 2,5 cm.


Type:

Korte pijpen

Maatpijp 1

Maatpijp 2

Maatpijp 3

Maatpijp 4

Maatpijp 5

Lengte in duim:

5 tot 11, 7 tot 17*

21

25

29

33

37

Lengte in centimeter:

12,5 tot 28, 18 tot 45*

55

65

75

85

95


* Afhankelijk van kwaliteit


De lengte van korte pijpen is dus niet aan regels gebonden, maar niet helemaal duidelijk is waar kort ophoudt kort te zijn. Kan een korte pijp een steel van 50 cm hebben? Of houdt kort eerder 30 cm in, wat meer voor de hand zou liggen? De kwaliteit, zichtbaar in de afwerking van een pijp, kan hier een rol spelen. De eenvoudige pijpen hadden automatisch ook de korte stelen en Don noemt 28 cm als de bovengrens van deze categorie. Van de betere klasse pijpen met een korte steel worden geen maten genoemd, maar mogelijk beginnen de steellengtes rond de 18 cm (gebaseerd op bodemvondsten) en stoppen ze rond de 45 cm (17 duim)?


In enkele gevallen zijn pijpen(stelen) geglazuurd of zelfs beschilderd. In de 17e eeuw werd hier mee geëxperimenteerd, maar de meerwaarde was weinig succesvol. Van 18e eeuwse pijpen is bekend dat een enkele keer pijpen werden beschilderd, of geglazuurd, maar de vondsten blijven exemplarisch. In de 19e eeuw, naar de laatste kwart toe, vinden er weer meer pogingen plaats pijpen aantrekkelijker te maken met bijvoorbeeld andere kleuren.

Glazuurspatten en -vlekken zijn het gevolg van lekken van het glazuur van aardewerk op de onder het aardewerk meegebakken pijpen.