In de 19e eeuw ontstaat er een rijke variatie aan versieringsvormen. Eerst is er een herhaling en voortzetting van de decoratiemotieven uit de 18e eeuw. Dan begint langzaam een vernieuwing met een explosief vormenrijk einde in de periode 1875-1900. Dit is terug te zien aan de ontwikkeling van de pijpenkop, maar ook aan de stelen.
Isabé model pijpenkop met spoor op de steelaanzet, 1875-1900. De kop is onbewerkt, de spoor is een soort gebogen vin. Op de steel staat een walvisbek, een motief dat teruggrijpt op de Jonaspijpen uit de 17e eeuw en dat nooit helemaal weg is geweest.
Onbewerkte rondbodem model pijp met een decoratie op de steel, 1875-1900. De decoratie staat tussen twee banden en toont een fantasiepatroon op een horizontaal gearceerde ondergrond.
Steelfragmenten die horen bij 19e eeuwse lobbenpijpen. De lobben op de pijpenkop lopen door als lijnen op de steel, tot ze verdwijnen of worden afgesloten door een verticale band. Het verschil met 18e eeuwse exemplaren is soms niet te zien en kan daarom beter gehaald worden uit de context van het vondstcomplex. In de regel zijn de 19e eeuwse pijpen iets minder goed gegraveerd en afgewerkt.
Op de 18e eeuw geïnspireerde steelversieringen uit een stort van Willem Begeer, eerste helft 19e eeuw. Door de te dateren stort is het duidelijk dat de stelen vroeg 19e eeuws zijn, toch is de versiering bij een nadere bestudering minder gedetailleerd dan een 18e eeuwse.
Enkele stukken steel van fantasiepijpen uit de laatste kwart van de 19e eeuw. De thema's zijn dan niet meer traditioneel en zijn eerder imitaties van natuur of geometrische patronen.