Gelet op de ontwikkeling van Nederlandse kleipijpen in de 17e eeuw is een heel algemeen bruikbaar beeld ontstaan. Na een ontstaansperiode met een onregelmatige vormgeving en afwerking wordt in heel Nederland sinds 1620 het dubbelconische model omarmd. Regionaal en meer nog per plaats verschilt de vormgeving. In heel Europa geldt deze regel zelfs. Er is een merkwaardige uitzondering en dat is een pijp die ontwikkeld is voor de Noord-Amerikaanse markt. De vormgeving van pijpen uit Noord-Amerika zelf stond aan de basis van het afwijkende product. Het gebied waar de pijpen oorspronkelijk werden gemaakt ligt onder New York en ten oosten van Washington en heet Cheaspeake en daar danken deze pijpen hun naam aan. De vormgeving is trechtervormig, waarbij de kop met een knik overgaat in de steel. Er is geen hiel of spoor. De lokale versies werden soms bewerkt met tekeningen die in de klei werden gezet, niet met doorlopende lijnen maar met stippen of korte streepjes. Voorbeelden hiervan zijn zelfs in Nederland terechtgekomen en hier als bodemvondst gedocumenteerd. Omdat er voldoende vraag was naar deze pijpen in het Amerikaanse gebied, zijn enkele Goudse pijpenmakers het product gaan leveren. Op deze manier zijn de pijpen, zij het mondjesmaat, ook in Nederland gerookt. Er zijn in ieder geval voldoende bodemvondsten bekend om de pijpen te vermelden.
Flink fragment van een in Nederland gemaakte Chesapeake pijp. Op de onderkant van de kop staat het merk EB gestempeld. De pijp is gevonden in Rotterdam.
Een klein fragment van een in Nederland gemaakte Chesapeake pijp, de kop is bijna helemaal afwezig. Ook hier is de pijp gemerkt met EB, maar de gravering van het merk is heel anders, hierbij gaat het om een oudere versie van hetzelfde merk. De oorspronkelijke pijpenmaker is Eduwart Bird (Lit. 2), een Amsterdamse pijpenmaker die naar Gouda verhuisde en daar verder ging. Door het Goudse merkenrecht werd zijn merk overgenomen en nog even gebruikt tot vroeg in de 18e eeuw. Terwijl de graveringsstijl van de hier beschreven pijp nog overeenkomt met die van Eduwart Bird zelf, heeft het merk van bovenstaande pijp al Goudse trekken en is dus of nog van Eduwart, maar dan in zijn Goudse periode, of van de eerstvolgende Goudse pijpenmaker, die er per 1672 mee verder ging.
Cheaspeake kop, zonder steel, met op de breuk het merk prins en prinses. Dat merk is per 1689 in Gouda in gebruik genomen (Lit. 2). De Cheaspeake pijpen zijn gelet op de merken vooral in de 2e helft van de 17e eeuw in Gouda gemaakt.