eerste generatie-pijpen


Pijp met snijfilt, 1590-1600.

Goed te zien is dat er scheurtjes zitten in de klei. Ook is in de hiel (tweede foto) een inclusie zichtbaar. De gelige vlek is een verkleuring die is ontstaan door een iets te hoge baktemperatuur. Dit zijn factoren die wijzen op een nog niet erg goed ontwikkeld vakmanschap. Vondst uit Amsterdam.


Bolle pijpenkop, gebotterd en geradeerd, 1600-1610.

De voorzijde van de kop (naar de roker toe) is conisch, de achterzijde loopt rond. De bovenzijde is gebotterd (afgerond) en rondom de hele ketelopening is een radering gezet. De klei is van goede kwaliteit en de afwerking is redelijk, maar in de kop zitten nog kleine scheuren. Vondst uit Amsterdam.


Bolle pijpenkop, zwak van vorm, gebotterd en geradeerd. 1600-1610

Op deze pijp zijn een paar slordigheden te ontdekken. Zo zit er een bultje klei op de kop en lijkt er aan de steel getrokken te zijn toen de klei nog elastisch was. Behalve de bottering en de volle radering lijkt het oppervlak als extra behandeling te zijn opgewreven, waardoor er een lichte glans is ontstaan. Vondst uit Amsterdam.


Erg klein pijpenkopje met onevenwichtige dubbelconische trekken. De hiel loopt over in de steel. De hoogte van de kop is bijna 19 mm. De pijp is al wel op de hiel gemerkt met IS. 1600-1610. Uit een lijst met Londense pijpenmakers van het Museum of London, die op Internet is gearchiveerd door The National Archives, is op te maken dat de initialen zijn van John Stuckey, die werkzaam is geweest tussen 1580 en 1610.


WS (intaglio), 1590-1600

Het merk WS (met krullen) wordt met enige regelmaat op verschillende locaties in Nederland gevonden. Het geeft aan dat er al vroeg sprake was van een redelijke productie en verspreiding.

Over merken uit deze periode valt ook iets te zeggen. Veel merken worden intaglio gestempeld, dat wil zeggen dat het oppervlak blijft zoals het is, maar het merk wordt er als het ware in uitgesneden, verdiept. Wanneer de standaardisering in Nederland plaatsvindt, in het begin van de 17e eeuw, gebeurt vrijwel zonder uitzondering alleen nog maar het omgekeerde: het vlak wordt met een stempel ingedrukt en de voorstelling blijft er verhoogd op staan. Pijpen met een intaglio merk behoren daarom vaak tot de groep vroege of vroegste kleipijpen.

 Gelet op de verdere ontwikkeling van merken in Nederland is te zien dat het intaglio merk een Engelse oorsprong heeft, die voordat pijpen algemeen geperst gingen worden een eigen identiteit had. Uit de bodemvondsten van Engeland blijkt het voorkomen van deze merken heel normaal. Op vroege pijpen worden dus vaak intaglio merken gevonden, maar ook de omgekeerde variant kwam al voor. Bij het opkomen van de productie in de Nederlandse steden werd het merken van pijpen opnieuw benaderd. In eerste instantie werd gekozen voor (vrij anonieme) roosmerken die waarschijnlijk meer een kwaliteitsaanduiding voorstonden. Deze merken stonden al op het oppervlak, dit blijft tot en met de twintigste eeuw de standaard in Nederland, uitzonderingen daargelaten.


Nogmaals een pijp die met WS is gemerkt, met een andere vorm en wat scheuren in de klei. De bovenkant van de pijpenkop staat wat uit, dit heet een lip. De lip bij deze pijp is vrij duidelijk aanwezig.

1590-1600


EF (intaglio) op een bijna hartvormige hiel. 1590-1600


Ster (intaglio), 1590-1600

Net zoals de bovenstaande merken is de ster als een intaglio merk gezet.


Vroeg model pijp uit de periode 1600-1610, gevonden in de regio van Rotterdam. Op de pijp staat geen merk.


Pijpenkop met smalle hals en lange hiel, 1605-1615

Pijp met een relatief grote kop, die onvast tegen de steel aanstaat. Door de lengte van de hiel raakt de vorm verder uit balans. Op de hiel is een stempel aangebracht met een eenvoudige roos als afbeelding.


Langwerpig model pijpenkop met dubbelconische trekken, 1610-1620.

Pijp met een langwerpige kop, 25 mm hoog en geglaasd. Het vlak van de druppelvormige hiel is niet gemerkt.


Vroeg model pijpenkop, 1610-1620. Hoogte 23 mm. Niet gemerkt.